Pentekening Pastorij op Beek te Meer door Josephus Koyen (15-06-1923)

De oudst vermelde Koyen's

De oudst vermelde Koyen's van wie géén aansluiting gevonden werd met de stamboom (boek 1986/2006)

Vanaf het eerste kwartaal van 1600 kunnen we de afstamming van de huidige Koyens onafgebroken volgen. Maar bijna twee eeuwen vroeger treffen we al Koyen's aan: de oudste datum waarop we een KOYEN vermeld zien is namelijk 1460.

Het is HENDRIK KOYEN (Dr.E.Van Autenboer: "Het Landjuweel van de Sint-Jorisgilden te Oosterhout in 1565". Taxandria 1961 pag. 153-160) een kanunnik in Hoogstraten, die op 23 october 1460 medeondertekenaar is van de stichtingsakte van de "Capellanie van St.-Barbara".

Die kanunnik en die capellanie vergen misschien wel een paar woordjes uitleg.

Voorname kerken konden een kapittel of college van kanunniken hebben. Dat waren priesters die aan die kerk verbonden waren om er voor verschillende kerkelijke diensten in te staan - het koorgebed bv. Zij leefden vaak samen in een kapittelhuis. Een capellanie of capelrij of beneficie betekende in praktijk het stichten van een vast inkomen voor de bedienaar van de eredienst, hier dus de kanunniken, als vergoeding voor bepaalde prestaties, zoals in vele gevallen een wekelijkse mis op een bepaalde plaats op te dragen. In die tijd, toen de godsdienst centraal stond van wieg tot graf, had men talloze Broederschappen en die streefden er gewoonlijk naar om vaste kerkelijke diensten voor hun leden te verkrijgen. Een wekelijkse mis bv. aan een bepaald altaar, was een vaak voorkomende voorrecht van een Broederschap. De stichting van de Capellanie van St.-Barbara betekende dus eigenlijk het vastleggen, tegen vergoeding, van bepaalde kerkelijke diensten voor die Broederschap.

Uit het feit dat in die 15de eeuw een Koyen kanunnik kon worden, menen we te mogen afleiden dat de -Koyens toen meer vermogend waren dan enkele eeuwen later, na de 80-jarige Oorlog (1568-1648). In die periode werden inderdaad tal van dorpen in de Noorderkempen (ook Meerle en Meer) praktisch ontvolkt en degenen die de moord- en plunderpartijen van doortrekkende troepen overleefden, of niet stierven van honger en ontbering, stonden totaal verarmd voor verwoeste huizen en landerijen.

Nog in de 15de eeuw vinden we in een Hoogstraatse Schepenbrief van 25 februari 1464: "de erven van Margriet Jan Koyt". Zij zijn aanpalende aan een beschreven stuk grond.

(Tijdschrift Hoogstraatse Oudheidkundige kring 1959)

We vinden een CORNELIS KOYEN vermeld in 1562. Hij behoort tot een afvaardiging van Kempische Gildenbroeders uit Turnhout, Geel en Hoogstraten, die zich naar Oosterhout(NL) moesten begeven. Het ging om het volgende: volgens de gildenreglementen moest een gilde die het landjuweel (een groot schuttersfeest) gewonnen had, instaan voor de inrichting van het volgende Landjuweel. Het niet nakomen van deze verplichting werd zeer kwalijk genomen en kon zelfs aanleiding geven tot gerechtelijke procedures. Aangezien Oosterhout nog niet aan zijn verplichting had voldaan, ging deze afvaardiging van gildenbroeders daarover uitleg vragen. Zij kregen voldoening, al was het met drie jaar vertraging: in 1565 richtte Oosterhout het Landjuweel in.

In deze naamsvariaties zien we een voorbeeld van de moeilijkheden die zich kunnen voordoen in die beginperiode van de achternaamsvorming. Cornelis Henricx, wil zeggen dat Cornelis een zoon was van Hendrik, en omdat er (gelukkig) Koeij /Coyen bij staat, weten we dat die Hendrik een Koyen was. Om een persoon nader te omschrijven, noemde men hem in die tijd met zijn voornaam en met de voornaam van zijn vader, en eventueel ook nog van zijn grootvader. Het is een gebruik dat tot rond Wereldoorlog II nog in vele van onze dorpen in zwang bleef:"Toon van Neel van Jantjes" kon bv. gezegd worden om een Toon (Jansen) aan te duiden, wiens vader Neel en wiens grootvader Jan heette.

In vroegere tijden bestond echter het gevaar dat daardoor bepaalde personen of hun nakomelingen "van achternaam veranderden". In bovenvermeld geval bv. kan het goed mogelijk zijn geweest dat nakomelingen van deze Cornelis Henricx Koeij, voortaan Henricx zouden genoemd worden!

Rond 1600 beginnen de pastoors -op voorschrift van de kerkelijke overheid doop-, huwelijks- en begrafenisregisters aan te leggen. Persoonsregistratie van burgerlijke zijde bestond niet. Een en ander zal in die beginperiode nog wel niet zonder haperen zijn verlopen en er is ook veel uit die tijd verloren gegaan. In Meerle bv. gingen door oorlogshandelingen heel veel documenten van het oudste archief verloren. Het oudste doopregister dat we nog bezitten van Meerle begint in 1641; het oudste in Meer en Hoogstraten in 1609.

In die oudste registratieperiode vinden we een aantal huwelijken van Koyens ,waarover we verder geen gegevens meer tegenkomen. Men kan zich dan de vraag stellen of er geen nakomelingen waren uit de huwelijken van die mannelijke Koyens. Gezien de omvang van ons onderzoek in heel de streek, durven we veronderstellen dat er van die huwelijken inderdaad geen kinderen waren.

Uitzonderlijk is dit niet want ziekte -epidemieën, honger en ondervoeding bij mislukte oogst en door oorlogshandelingen enz. eisten een zeer zware tol in die tijden. Verder is het mogelijk (hoewel weinig waarschijnlijk) dat enkelen verder weg zijn getrokken dan de omliggende dorpen die we onderzocht hebben en daar in die tijd geen bevolkings­gegevens werden doorgegeven, ontbreekt dan elk spoor.

(We hebben alle telefoonboeken van België en van het zuiden van Nederland nagekeken en alle Koyens die daarin vermeld staan, komen ook voor in ons werk. Gezien in onze tijd bijna elk gezin telefoon heeft, menen we dan ook te mogen stellen dat buiten de Koyens die we gevonden hebben er elders geen meer wonen).

Van volgende Koyens uit de beginperiode van de persoonsregistratie vonden we geen aansluiting aan onze stamboom.

-HENRICUS COYEN (+ Meerle 18-8-1696) x Meerle 21-9-1664 met DYMPHNA AERTS

 (Op 25-1-1682 overlijdt in Meerle een Dymphna Koyen,waarmee kan bedoeld zijn Dymphna, de vrouw van Koyen).

-ANDREAS COYEN x Meerle 29-11-1667 met CATHARINA FRANCEN (+Meerle 14-4-1661 of 20-1-1671)

-LAMBERTUS COYEN x Meerle 22-4-1682 met MARIA VAN BURGEN (waarschinlijk is "Van Bergen" bedoeld, een in de streek veelvuldig voorkomende naam).

-HENRICUS KOYEN x Meer 4-5-1683 met JOSEPHA PEERTSEN.

-CORNELIUS COYE (+Meerle 22-12-1767) x ADRIANA GEERDEN: van hen wordt op 11-12-1722 in Meerle de doop ingeschreven van een zoon:ADRIANUS COYE (+Meerle 17-7-1753 ongehuwd).

-ANNA COYEN X Meerle 4-2-1660 met GUALBERTUS BAELEMANS

-CATHARINA COYEN x Meerle 3-2-1665 met ADRIANUS PETERSEN

-ISABELLA COYEN x Meerle 19-10-1665 met ANTONIUS MONDEN

-JUDOCA KOYEN x Meerle 28-1-1648 met CORNELIUS KERSMANS

-PASCHASlA COYEN x Meerle 28-11-1647 met GUILHELMUS GUILHELMI.

-CORNELIA KOOYEN x Meerle 24-11-1642 met PETRUS ANTHONISSEN.

-DAMIAAN KOIJEN x Ginneken 1674 met CORNELIA ANTONIS GIJPS

0verlijdens

In de kerkelijke begrafenisregisters (voor 1800 de enige gegevens) is het dikwijls moeilijk vast te stellen om welke persoon het gaat. Men noteert namelijk meestal alleen de naam van degene die begraven wordt, zonder vermelding van ouders, echtgenoot of echtgenote; vaak wel "ongehuwd" of " kind".

Dit betekent dat wanneer een Koyen die bv. Antonius heet, in een bepaalde periode (bv. rond 1700) in een bepaald dorp (bv. Meerle) maar íín keer voorkomt, en we noteren dan een overlijden van een Antonius Koyen in die periode en dat dorp, er weinig twijfel is over wie het gaat. Zijn er meerdere Koyens met dezelfde voornaam in dezelfde periode en in hetzelfde dorp, dan moet men natuurlijk voorzichtig zijn.

Enkele andere overlijdens konden we niet identificeren, nl. :

-GERAROUS COY +Meerle 11-9-1680

-COYEN +Meerle 26-7-1658 -ongehuwd

-zoon COYEN + Meerle 7-9-1682 -ongehuwd

-ADRIANA COYEN + Meerle 5-1-1680

-ADRIANUS COYEN +Meerle 27-3-1670

LAURENTIUS Joannes COYEN + Baarle-Hertog 9-2-1712

ANNA Laurentius KOIJEN +Alphen 8-2-1625 LAURENTIUS COIJEN +Alphen 24-11-1670

Begijntjes Koyen in Hoogstraten.

In een lijst van Begijntjes op het Begijnhof van Hoogstraten, vonden we volgende Koyen -begijntjes:

-BARBARA COEYEN, ºTilburg, geprofest 13-5-1685 (HOK 1974, pag.35 nr.61)

-PETRONELLA OEYEN of KOIJEN ºTilburg, geprofest 27-4-1692 (HOK 1976, pag.36 nr.112)

Deze Petronella of Peternella Coijen, kocht het huis van Zuster Suzanneken van den Elsacker, voor 540 gulden, op 22-12-1694 (HOK 1975 pag.41 nr.88).

Deze in Tilburg geboren begijntjes zullen wel van de Koyen -tak komen die we in Tilburg aantroffen en het feit dat ze juist hier naar een begijnhof komen, zou kunnen doen vermoeden dat ze met deze streek bepaalde bindingen hadden en er oorspronkelijk uit stammen.

Koyens in Belgisch Limburg.

Hasselt's stadsarchivaris E.Houtman keek alle kerkelijke registers (klappers) van de prov. Limburg voor me na en vond in Lommel drie Koyens:

-Christiana Coeyen º18-9-1695, fa.Christianus x Joanna Aerts

-Catharina Coeyens º8-10-1697, fa.Henricus x Marie Lendert

-Jan Cooyen +Lommel 24-5-1726.

Ook in St.-Martens Voeren (Voerstreek) moet er in de 18de eeuw een Koyen hebben gewoond (zie onder hoofdstuk "Hebben wij een familiewapen?").

Op een stafkaart ontdekte ik tot mijn verbazing in de buurt van Gingelom (tussen Tongeren en St.-Truiden)een "Coyenberg". Deze naam zal echter wel niets met onze familienaam te maken hebben:hij wordt in het plaatselijk dialect uitgesproken als "keujenberg" en betekent "koeienberg" !

Koyens in Alphen, Baarle-Nassau en Chaam.

Ook in deze plaatsen moeten er in de 17de en 18de eeuw Koyens hebben gewoond.

In 1625 sterft in Alphen een Anna Koijen, dochter van Laurentius.

In 1670 sterft in Alphen een Laurentius Coijen.